Onderstaande artikel is geschreven door journalist Hans van Vinkeveen.
Op het veteranenbankje langs het voetbalveld van RDM, de letters staan voor Rotterdamse Droogdok Maatschappij, wordt bijna vergeten clubhistorie opgehaald. Verhalen over mannetjesputters die voor de wedstrijd de mouwen opstroopten. Die zo nodig in het veld als beulen optraden. Die in de kleedkamer vloekten alsof ze bezig waren een oud schip te repareren.
Vooral de uitwedstrijden op de Zeeuwse Eilanden waren legendarisch. 'Er stonden daar langs de lijn allemaal klompen. Fanatiek dat ze waren, die boeren! In het veld ging het hard tegen hard; complete veldslagen waren het. Bloed aan de paal. Je moest het ook niet wagen daar te winnen. Dan dreigden ze ons, die klere Rotterdammers, te grazen te nemen. Op een keer zijn toen de ruiten van onze bedrijfsbus eruit geslagen.'
Het geschiedde allemaal in de vredige jaren vijftig.
En wat te denken van de wedstrijden tegen de plaatselijke concurrent VOC, een van de vele eliteclubs die voor de oorlog bestonden. Onderlinge confrontaties hadden veel weg van een klassenstrijd. 'VOC was de deftige club van de Lunsen, van meester Joseph, de latere minister. Dat was me een kouwe kak, de hele wedstrijd werd er geklaagd. "Scheidsrechter, die bootwerkers gaan er veel te hard in." Op dan zo'n kakkerig toontje.'
In het oudste deel van de Rotterdamse haven ligt temidden van hoge kranen en huizenhoge stapels containers het voetbalveld van RDM. Ooit was het de club van het gelijknamige havenbedrijf. De gehele buurt, Tuindorp Heyplaat, was eigendom van de werf. Heyplaat was een fabrieksdorp, waar uitsluitend het personeel van RDM mocht wonen. Zo creëerde de onderneming bedrijfstrouw bij haar werknemers. Heyplaat was een 'arbeiderskolonie', maar wel een met rangen en standen. De directie woonde in chique huizen aan de dorpsgrens, bijgenaamd het 'gouden randje'. Er was ook een randje van zilver, waar de iets minder dure huizen van de hoofdbazen stonden. Maar het gros van de dorpelingen was arbeider op het droogdok.
De voetbalvereniging van RDM werd in 1915 door de werknemers opgericht. Het is een van de oudste bedrijfsvoetbalclubs die aan de KNVB-competitie deelnemen. In het begin van de vorige eeuw kwam er vanuit bedrijven het initiatief om het personeel te laten recreëren. De sociale positie van de arbeider verbeterde. De salarissen gingen omhoog en de zaterdagmiddag kwam vrij. Het voetbal werd gezien als een onschuldige tijdspassering, in tegenstelling tot ruwer volksvermaak als de kermis en kroegbezoek. Het duurde niet lang of RDM streed in competitieverband tegen andere havenbedrijven. Volgens de veteranen is hieruit later de Rotterdamse Voetbalbond ontstaan.
De directeuren van de droogdokmaatschappij vonden het prima dat het personeel tegen een bal aan trapte, maar verder was er weinig affiniteit met het voetbal. Dat groeide in de twintiger en dertiger jaren tot volkssport nummer één uit. 'Die mensen waren van een ander niveau. Het waren gedistingeerde meneren die niet over voetbal praatten.' Op de club zaten voornamelijk mannen van de gestampte pot. Ze verdienden hun brood met zwaar werk als ijzerwerker, schilder of lasser en moesten bij nacht en ontij paraat zijn.
Toch klopte de club nooit vergeefs bij het bedrijf aan. Voorzitter Meijer, die bij het droogdok werkzaam was als een eenvoudige klinker, stapte zonder vrees de directiekamer binnen. 'Moet u luisteren, zei hij dan, de voetbalclub gaat met de trein. Dat kost een gulden per kaartje. Ik wil 25 gulden hebben. Dan zeiden ze: Meijer, hier heb je honderd gulden. Wat je overhoudt, geef je maar terug. Maar dat geld werd natuurlijk in drank omgezet.'
RDM voetbalde vlak voor en na de oorlog in de 3de klas KNVB. Aan dit sportieve succes had het bedrijf een belangrijk aandeel. Het speelde een cruciale rol bij het aantrekken van goede voetballers. Zulke 'transfers' waren toentertijd aan de orde van de dag. Alleen was het lokkertje niet een bom geld, maar een baan. 'Al was je geen bankwerker, dan was je toch bankwerker,' zegt een veteraan met een knipoog. Afhankelijk van iemands talent kon dit een belangrijke functie zijn. 'Een goede eersteklasser kon zo baas worden bij de RDM. Al werd dit nooit hardop gezegd. En een speler van Feyenoord 1 kreeg alleen werk op de werf als die er ook kwam voetballen.' Zo is onder anderen de opa van John de Wolf bij de club gekomen. Gedurende lange tijd was bij sollicitatiegesprekken de vaste vraag: kun je voetballen? Wie 'nee' zei, kon de baan op zijn buik schrijven.
Boert het bedrijf goed dan profiteert de bedrijfsvoetbalclub mee. Toen de scheepswerf in de wederop-bouwjaren begon te floreren, was het bij de club rozengeur en maneschijn. Er stond voor de uitwedstrijden altijd een bedrijfsbus klaar. De velden werden kosteloos bespeeld en voor het onderhoud aan het complex hoefde ze maar te kikken en er draafde een mannetje van de werf op. Secretaris Bommeljé, hoofd salarisadministratie bij het bedrijf, 'was nooit ongenegen om een subsidiepotje te openen'.
Daar stond wel, zacht uitgedrukt, 'een beetje regime' tegenover. In feite voerde de man de scepter over de club, zegt Rinus Rasker, de huidige consul van RDM, onder het draaien van zijn zoveelste zware Van Nelle. 'Hij bemoeide zich met vrijwel alles. Het scheelde weinig of hij maakte ook de opstelling. Een speler die door het droogdok was gehaald, moest van de secretaris spelen. Ook ging hij op zaterdagavond door het dorp om te controleren of de spelers al op bed lagen. De volgende dag kreeg de trainer het advies de laatmakers op de bank te zetten.'
Typisch voor een club als RDM was ook de saamhorigheid. Al vielen er onderling soms woorden die, op z'n Heyplaats gezegd, 'in woord en gebaar optochtten' (opluchten), in de kantine was het altijd ouwejongens-krentenbrood. En bij een opstootje in het veld stonden de mannen vierkant achter elkaar. Hoe kon het anders? Medespelers waren doordeweeks maten op de scheepswerf. Buiten werktijd kwam je elkaar in het dorp tegen. In Tuindorp Heyplaat kende iedereen elkaar.
In de zeventiger jaren veranderden de gesprekken in en rond het clubgebouw van toon en onderwerp. Ze gingen niet meer over het van stapel lopen van de laatste zeeschip. Er heerste grote ongerustheid over de massaontslagen bij de scheepswerf. Rasker: 'Je praatte alleen nog maar over wie er bij de volgende ontslagronde zaten. Het gebeurde dat jij mocht blijven, terwijl je buurman weg moest.' Begin jaren tachtig 'ontplofte' RDM en werd de club afgestoten door het bedrijf.
Lees het gehele artikel via de website van Hans van Vinkeveen.